Rechtbank Den Haag 9 september 2024, IEF 22287, ECLI:NL:RBDHA:2024:14738 (Antargaz tegen Gedaagden c.s.) Antargaz, verkoper van brandstoffen, voorziet haar flessen van het woordmerk ANTARGAZ als kwaliteitsgarantie. Gedaagden c.s. kocht gevulde gasflessen in bij Antargaz en verkocht deze gasflessen door. In 2021 ontdekte Antargaz dat er verschillende partijen waren die Antargaz flessen op de markt brachten, die waren voorzien van een zegel dat vrijwel niet te onderscheiden is van haar eigen originele zegel, maar dat niet door Antargaz of met haar toestemming is aangebracht. Uit overgelegde administratie van de producent van de vervalste zegels is gebleken dat Gedaagde sub 1 vervalste zegels heeft besteld. Antargaz vordert een inbreukverbod, winstafdracht en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat Gedaagde sub 1 zich schuldig heeft gemaakt aan inbreuk op de Antragaz merken door gasflessen voorzien van het woordmerk ANTARGAZ na te vullen met zijn eigen gas en deze flessen te verhandelen. Het is aannemelijk geworden dat Gedaagde sub 3 deze inbreuk heeft bevorderd. Het gevorderde inbreukverbod wordt toegewezen ten aanzien van Gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 3. De rechtbank heeft onvoldoende informatie om te komen tot een nauwkeurige bepaling van het aantal door Gedaagden c.s. gebruikte en niet-gebruikte vervalste zegels waardoor begroting van de volledige door Antargaz als gevolg van de merkinbreuk geleden schade niet mogelijk is. De rechtbank komt wel tot veroordeling van winstafdracht met betrekking tot het door Gedaagden c.s. aantal gebruikte zegels. Gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 3 moeten € 75.408,80 betalen aan Antargaz.
Dit artikel bevat in totaal 1019 woorden.