Verdachte in deze casus deed afstand van zijn bevoegdheid om verzet tegen een strafbeschikking in te stellen als hij vrijwillig aan die strafbeschikking voldoet (art. 257e lid 1 Sv). In het algemeen mag de rechter die vrijwillige afstand afleiden uit het feit dat aan die strafbeschikking is voldaan. Echter, als de verdachte gemotiveerd aanvoert dat van vrijwilligheid geen sprake was, moet de rechter dat onderzoeken. In dit geval is gemotiveerd aangevoerd dat van vrijwilligheid geen sprake was vanwege de onderbewindstelling van de verdachte. Het hof had het verzet daarom niet zonder nader onderzoek naar de vrijwilligheid niet-ontvankelijk mogen verklaren.
Dit artikel bevat in totaal 114 woorden.