Het boek wordt beschouwd als Woolfs ode aan schrijver Vita Sackville-West. De vrouwen waren beiden getrouwd met een man, maar koesterden (getuige de liefdesbrieven die ze tussen 1925 en 1928 schreven) een diepe affectie voor elkaar. Sackville-West ging wat vrijer door het leven dan Woolf en zei ook dat ze graag een ‘edelman’ had willen zijn. Oftewel: iemand die kon leven zonder de maatschappelijke normen die vrouwen in het destijds kuise Engeland werden opgelegd. Een gegeven dat Woolf gebruikt voor haar verhaal over de edelman Orlando, die een personificatie werd van haar geliefde Sackville-West.
Dit artikel bevat in totaal 489 woorden.