Centraal bij dit jaarthema staat de gelijkenis ‘De werkers in de wijngaard’ (Matteüs 20, 1-16). In deze gelijkenis is iets te proeven van de vreemdheid én het bevrijdende van het koninkrijk. Jezus zet alle menselijke verwachtingen op zijn kop. De arbeiders die pas laat op de dag zijn begonnen, ontvangen net zoveel loon als de arbeiders die de hele dag gewerkt hebben. Hun loon is geen loon naar werken maar genadeloon. Ondertussen klinkt in deze gelijkenis ook een uitnodiging: je kunt elk uur aanhaken bij het werk in de wijngaard. Als we ons richten op het hemelse licht dat nu al over onze werkelijkheid valt, scherpt dat het zicht op onze verantwoordelijkheid voor de medemens, voor de schepping, voor ons samenleven. Wie daarin volhoudt leert hoe het erom kan spannen: Een klokkenluider is geen klokkenluider omdat hij zo graag een klokkenluider wil zijn, maar omdat hij grensoverschrijdend gedrag aan de kaak wil stellen. Een profeet is geen profeet omdat hij zo graag profeet wil zijn maar omdat hij zich geroepen voelt om onrecht een halt toe te roepen. Jezus heeft zich niet laten kruisigen omdat Hij zo graag gekruisigd wilde worden maar omdat hij geen andere weg zag om de mensheid te leren wat vergeving is. ‘Heer, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen.’ Ik ben niet christen omdat ik zo graag een christen wil zijn en daarmee mijzelf wil onderscheiden of goede sier maken, nee, ik ben van binnenuit overtuigd christen omdat ik de zaak van God, belichaamd door Jezus, ben toegedaan. Christen zijn is: de duivel wederstaan en Gods zaak zijn toegedaan. In ziekte en gezondheid, in oorlog en vrede. Zelfreflectie: Als je niets doet en laf bent dan kan de boze zijn gang gaan. Als je vanuit overtuiging het goede wilt doen, dan vereist dat een moedig besluit. Een doorbraak tot een vernieuwend leven dat Gods rijk is toegedaan komt tot stand door een besluit. Een diep en moedig besluit om het goede te doen. En dat besluit trouw te blijven en ook de consequenties van dat besluit. De moed van een christen ontwaakt als ik uit de grond van mijn hart en ziel tegen mijzelf zeg: ‘Ik ben van Christus!’ Je moet het niet zeggen als politieke uitspraak. Ik zeg niet ‘Ik ben van Christus’ omdat ik tegen de jood of griek of moslim of hindoe wil zijn. Het is niet ‘ik ben van Christus’ omdat ik gelijk heb. Het is niet ‘ik ben van Christus’ en de beste kerk. Nee, het is ‘ik ben van Christus’ als een credo dat uit mijn ziel komt en meteen terugkeert naar mijn ziel om daar de ketens van lafheid en angst los te breken. ‘Ik ben van Christus’ is de stille kracht en de luister van de ziel die in mij de moed ontketent om met gevaar voor eigen leven in te grijpen als een leven verwoest dreigt te worden. In dit innerlijk credo ‘ik ben van Christus’ schuilt de kracht van Gods liefde. Die kracht vernieuwt alles wat bestaat.
Dit artikel bevat in totaal 2098 woorden.
Lees het volledig artikel