Hij fronste zijn wenkbrauwen. „Advocaat voor kinderen of kinderrechter”, had ik mijn decaan geantwoord op de vraag wat ik worden wilde. „Nou”, zei hij, „er is veel ruimte voor leugen in dat vak. Zou je niet voor de klas willen? Dat is ook met kinderen. En leerkrachten op de basisschool zijn zo hard nodig.” En ik zei ja. Een klein zaadje was geplant.
Dit artikel bevat in totaal 466 woorden.