„Kijk maar even niet”, zei de kunstenares toen ik aan kwam fietsen. Ze woonde in een groen uithoekje van de stad. Haar huiskat had zojuist in de tuin een wild konijntje te grazen genomen. Deed-ie wel vaker, vertelde ze, meestal at haar witte poedel dan ook een hapje mee van de nog warme konijnenbout.
Dit artikel bevat in totaal 1734 woorden.